Over de Sint Joostkapel

Wil je de Sint Joostkapel bezoeken? Op Open Monumentendag is de kapel geopend voor bezoek. Ook op Tweede Pinksterdag ben je tussen 11:00 en 15:00 uur van harte welkom om de kapel te bezoeken. Daarnaast staat het je altijd vrij om een kerkdienst bij te wonen. Na de dienst is de kapel nog even open voor iedereen die de kapel van binnen wil zien. Kom gerust eens binnenlopen!

Geschiedenis

De Sint Joostkapel (ook Joostkapel) is sinds 1682 de Evangelisch-Lutherse kerk op de hoek van de Lage Gouwe en de Groenendaal in Gouda. Hieronder lees je meer over de geschiedenis van het gebouw.

Zakkendragersgilde

Omstreeks 1425 werd de kapel opgericht door de leden van het Sint Joostgilde. Dit was een georganiseerde groep werkers die langs de kaden van de Gouwe de schepen laadden en losten. Hun gilde heette ook wel ‘het Zakkendragersgilde’.

Al in de 15e eeuw was er bij het gilde sprake van enig sociaal besef. Zieke of behoeftige arbeiders en hun gezinnen werden opgevangen in een gasthuis dat bij de Sint Joostkapel hoorde. Ook was er een fonds ter ondersteuning van zieken, armen en gebrekkigen. Waarschijnlijk hebben er bedden langs de wanden van de kapel gestaan. Op deze manier konden zieken alsnog de dienst volgen. Nog altijd is in de blinde oostelijke muur van de kapel een overgang te zien als scheiding tussen kapel en gasthuis.

Van kapel naar opslagplaats

Tot 1620 werkten de zakkendragers verspreid door de stad. Op een gegeven moment was er behoefte aan een centrale plaats om samen te komen. Men nam om deze reden zijn intrek in het ‘Zakkendragershuisje’ dat tot op de dag van vandaag naast de Sint Janskerk staat. Dit gebouw draagt het jaartal 1622. Mogelijk was er eerder een houten onderkomen gemaakt. Later zette het gilde zijn bestaan voort als broederschap rondom een eigen altaar in de Sint Janskerk, met de naam Sint Joests ghilde in der kerken ter Goude.

In 1574 werden enkele banken uit de Sint Joostkapel naar de Sint Janskerk overgebracht, kennelijk omdat de functie als kerk verloren was gegaan. Het gebouw werd verkocht, met de voorwaarde dat de naam ‘Sint Joostkapel’ niet veranderd mag worden. Daarna werd de kapel gebruikt als opslagplaats voor brandweermateriaal, zoals emmers en ladders, mogelijk voortvloeiende uit de werkzaamheden van de zakkendragers. Verder was het een pakhuis voor turf, waarschijnlijk ten dienste van de armenzorg.

Lutherse gemeente

De inmiddels gevormde Lutherse gemeente kwam eerst samen in het gebouw ‘De drie tafelkaersen’ op de (Lage) Gouwe 124-126, vlakbij Achter de Vismarkt. Een vrije poort gaf toegang tot deze kerk. In 1680 kocht de gemeente de Sint Joostkapel van het stadsbestuur. De enige voorwaarden waren dat de stad de toren zou behouden en voor het onderhoud van de klok en het uurwerk zorg zou dragen.

De lutheranen namen het gebouw officieel als kerk in gebruik in 1682. De toren, die in slechte staat was, is in 1869 gesloopt toen de ‘Lage’ Gouwe verlaagd werd voor de bouw van een nieuwe brug. Bij de restauratie in 1957 heeft men getracht iets van de oude toren tot uitdrukking te brengen in de voorgevel.

Schilderijen en glas-in-loodramen

In Duitsland was het de gewoonte om Lutherse kerken rijkelijk te versieren. Hoewel in Nederland onder calvinistische invloed protestantse kerken het moesten doen met de schoonheid der leegte, maakten de gemeenten Leiden en Gouda hierop een uitzondering. In deze gemeenten werden de Lutherse kerken getooid met een aantal schilderijen. In Gouda rest alleen het schilderij ‘De Goede Herder’ dat tot op de dag van vandaag in de Sint Joostkapel hangt.

In 1682 werden in de vensters van het nieuwe kerkgebouw gebrandschilderde ramen aangebracht, vervaardigd door Willem Tomberg, een bekend Goudse glazenier. Wegens geldgebrek werden deze in 1838 verkocht.

Bovenstaand glas-in-loodraam is geschonken door de burgemeesters van de stad Gouda en geeft het Goudse wapen weer. Oorspronkelijk stond dit raam middenin de voorgevel van de toren. In de huidige voorgevel zit op deze plaats een blind raam.

Wie was Sint Joost?

In 1550 is bepaald dat het gebouw ‘’ten eeuwigen dage’’ de Sint Joostkapel moest blijven heten. Aan die belofte is tot op heden ten dage gehoor gegeven. Maar wie was Sint Joost eigenlijk?

Na zijn heiligverklaring is Sint Joost (ook wel Sint Judocus) de beschermheilige van pelgrims, blinden, koortspatiënten, pestlijders en vooral van de mens in nood. Ook was hij de beschermheer van bakkers en schippers, en daarmee van de zakkendragers. Het beroep van de zakkendragers vroeg om bescherming van schepen, lading en tegen ongelukken. De voorspraak van Sint Joost werd met succes ingeroepen bij koorts en de pest, maar ook bij storm, onweer, brand. Verder voor bescherming van de oogst, voorraden, vee en schepen.

In de kapel

In 1642 gaf de eerste predikant Clemens van Bijleveld van de Lutherse gemeente opdracht aan Jan Duif om een portretschildering te maken van hem met zijn schapen. Kosten: 50 gulden. Jan Duif was een leerling van zijn neef, de Goudse schilder Wouter Pietersz Crabeth. Hij schilderde vooral portretten en genrevoorstellingen.

Heel prominent staat Ds. Clemens van Bijleveld in toga als herder op de voorgrond, omringd door zijn schapen. Rechts van hem is een bron en links een schaapskooi. Twee diakenen, niet in toga maar in een geklede jas, staan de predikant bij. Zij wijzen met een riek naar de bron en de schaapskooi, tekenen van lichamelijke zorg. Het zijn niet de opvolgers van Bijleveld, gezien het jaartal 1642.

In de rechter benedenhoek staat het familiewapen: een bijl in een groen veld met de letters ‘C VB O’: Clemens Otto van Bijleveld.

Dit schilderij hing eerst in het eerste kerkgebouw van de Lutherse gemeente ‘De drie tafelkaersen’. In 1682 is het schilderij overgebracht naar de huidige Sint Joostkapel. Het huidige kerkzegel (zie hieronder) is van dit schilderij afgeleid.

Het orgel

In 1745 wordt in de geschiedschrijving van de Lutherse kerk voor het eerst gesproken over een orgel. Van oorsprong was het een instrument uit de Sint Janskerk, gebouwd door Hendrick Niehoff in 1588. De Lutherse gemeente kocht het voor 1100 gulden.

In het begin van de bouw had Niehoff de prijs begroot op 380 carolus guldens en 200 pond kaas. Dit orgel heeft dienst gedaan tot het eind van de 19e eeuw. Sinds 1902 staat de orgelkast in de H. H. Cosmas en Damianuskerk in Abcoude.

In 1899 werd opdracht gegeven aan Maarschalkerweerd tot het leveren van een nieuw orgel.

De preekstoel

Het is vrijwel zeker in welke tijd de preekstoel en het klankbord vervaardigd zijn. De makers zijn tot nu toe onbekend. De vleugels van het achterschot zijn waarschijnlijk gekleurd geweest. In de nerf van het hout zijn verfsporen gevonden. Vermoedelijk heeft de kuip van de preekstoel in het gebouw ‘De drie tafelkaersen’ gestaan. Dan is het jaartal 1630 hieraan te koppelen toen dit gebouw in gebruik genomen is. In 1680 is de kuip overgebracht naar de Sint Joostkapel.

Op het klankbord is in het harnasmedaillon het jaartal 1683 te lezen. Zeer waarschijnlijk is dit het bouwjaar. De initiaalborden op het klankbord zijn nog niet ontcijferd. Ook het wapenbord met de drie eikels is van een onbekende gever.

Engelen en zwaan

Beeldhouwer Wilhelm van Dauw maakte in 1745 voor het Niehoff-orgel een zwaan en twee engelen met bazuinen. Ook maakte hij twee engelenkindertjes, één met een harp en de andere met een fluit. Deze zijn helaas verloren geraakt.

De zwaan staat nog steeds bovenop het huidige orgel. De twee engelen met bazuinen zijn na restauratie in 2020 tegen de zijwanden van de kapel geplaatst.

Gezangborden

Beeldsnijder Wilhelm van Dauw sneed de gezangborden in 1745. Op deze borden werden met losse cijfers de psalmen aangegeven die op het programma stonden.

De oorspronkelijke nummers zijn vervangen door teksten uit de Bijbel: ‘Welzalig zij die in uw huis wonen’ en ‘Getrouw is Hij die u roept’. De borden hangen aan weerszijde van de ruimte.