De Sint-Joost kapel te Gouda

De Sint-Joostkapel (ook Joostkapel) is sinds 1682 de Evangelisch-Lutherse Kerk op de hoek van de Lage Gouwe en de Groenendaal in de Nederlandse stad Gouda.

Over de bouw van deze kapel zijn geen historische gegevens bekend. In 1335 stond er op deze plaats een huis. Omstreeks 1425 werd de kapel opgericht door de leden van het Sint Joostgilde, een georganiseerde groep arbeiders die langs de kaden van de Gouwe het privilege hadden schepen te laden en te lossen. Hun gilde heette ook wel het “Zakkendragersgilde”, want in de Middeleeuwen was arbeid meestal handwerk, dus de lading werd op de nek verplaatst. Al in de 15e eeuw was er bij het gilde sprake van enig sociaal besef. Zieke of behoeftige arbeiders en hun gezinnen werden opgevangen in een gasthuis dat bij de Sint Joostkapel behoorde.

Ook was er door de gildebroeders een fonds gevormd ter ondersteuning van zieken, armen en gebrekkigen. Waarschijnlijk hebben de bedden langs de wanden gestaan en konden de zieken zo de dienst op het altaar volgen. Nog altijd is in de blinde oostelijke muur van de kapel een overgang te zien als scheiding tussen kapel en gasthuis.

Tot 1620 zaten de zakkendragers verspreid over de stad op werk te wachten en was er behoefte aan een centrale plaats. Men nam om deze reden zijn intrek in het “Zakkendragershuisje” aangeleund tegen de Sint Janskerk. Het stenen gebouw draagt het jaartal 1622, mogelijk was er eerder een houten onderkomen gemaakt. Het gilde zette zijn bestaan voort als broederschap rondom een eigen altaar in de Sint Janskerk nu genaamd: Sint Joests ghilde in der kerken ter Goude.

In 1574 werden enkele banken uit de Sint Joostkapel naar de Sint Janskerk overgebracht, kennelijk omdat de functie als bedehuis verloren was gegaan. Het gebouw is verkocht met de voorwaarde dat de naam St.Jooskapel niet veranderd mag worden. Daarna werd de kapel gebruikt als opslagplaats voor brandweermateriaal, dus emmers en ladders, mogelijk voortvloeiende uit de werkzaamheden van de zakkendragers. Verder was het een pakhuis voor turf, waarschijnlijk ten dienste van de armenzorg.

De kapel werd gesierd door een toren, die slechts een steendikte voor de voorgevel uitstak en niet vóór de kerk stond.

Bij geruchte hoorde de inmiddels gevormde lutherse gemeente dat de kapel over was te nemen van de burgerlijke gemeente. In 1680 werd het gebouw door het stadsbestuur verkocht aan de Lutherse Gemeente, met dien verstande dat de stad de toren zou behouden en voor het onderhoud van klok en uurwerk zou zorg dragen. die het gebouw restaureerde en het in 1682 officieel als kerk in gebruik nam. De toren met klok bleef in het bezit van de stad die ook het onderhoud van het uurwerk verzorgde. Deze toren, die in slechte staat was, is in 1869 gesloopt toen de “lage” Gouwe verlaagd werd voor de bouw van een nieuwe brug.

Bij de restauratie in 1957 heeft men getracht iets van de oude toren tot uitdrukking te brengen in de voorgevel.

In Duitsland was het een goede gewoonte Lutherse kerken rijkelijk te versieren. Hoewel in Nederland onder calvinistische invloed protestantse kerken het moesten doen met de schoonheid der leegte, maakten de gemeenten Leiden en Gouda hierop een uitzondering. Beide kerken werden getooid met een aantal schilderijen. In Gouda rest alleen het schilderij “De Goede Herder”. In 1682 werden in de vensters van het nieuwe kerkgebouw gebrandschilderde ramen aangebracht, vervaardigd door Willem Tomberg, een bekend Goudse glazenier. Wegens geldgebrek werden deze in 1838 verkocht. Het getoonde glas in loodraam is geschonken door de burgemeesters van de stad Gouda en geeft het Goudse wapen weer. Oorspronkelijk stond dit raam midden voor in de voorgevel in de toren. In de huidige voorgevel is deze plaats met een blind raam ingebracht.

Het orgel in de St. Joostkapel

In 1745 wordt in de annalen van de Lutherse Kerk voor het eerst gesproken over een orgel. Het was een instrument uit de St. Jansklerk te Gouda, gebouwd door Hendrick Niehoff in 1588. De Lutherse gemeente kocht het voor f 1100,-. In het begin van de bouw had Niehoff de prijs begroot op 380 carolus guldens en 200 pond kaas. Dit orgel heeft dienst gedaan tot het eind van de 19e eeuw. Sinds 1902 staat de orgelkast nog steeds in de R.K. kerk van de H H Cosmas en Damianus in Abcoude.

In 1899 werd opdracht gegeven aan Maarschalkerweerd  tot het leveren van een nieuw orgel.

Beeldhouwer Wilhelm van Dauw maakte in 1745 voor het Niehoff-orgel twee engelen, een zwaan en twee engelenkindertjes, één met een harp en de andere met een fluit. Deze laatsten zijn helaas verloren geraakt.

De zwaan staat nog steeds bovenop het huidige orgel.

De twee engelen met bazuinen zijn na restauratie in 2020 tegen de zijwanden van de kapel geplaatst.

Schilderij “De goede Herder”

In 1642 geeft de eerste predikant Clemens van Bijleveld van de Lutherse Gemeente opdracht aan Jan Duif om een portretschildering te maken van hem met zijn schapen. Kosten 50 gulden. Jan Duif was dus een leerling van zijn neef de Goudse schilder Wouter Pietersz Crabeth. Hij schilderde vooral portretten en genrevoorstellingen.
Dit schilderij heeft gehangen in het eerste kerkgebouw van de Lutherse Gemeente: deze plaats van samenkomst heette “De drie tafelkaersen” en bevond zich op de (Lage) Gouwe 124-126 nabij Achter de Vismarkt. Een vrije poort gaf toegang tot de kerk.
In 1682 is het schilderij overgebracht naar de huidige St. Joostkapel.
Het huidige kerkzegel is hier van afgeleid.

Heel prominentstaat Ds. Clemens van Bijleveld in toga als herder op de voorgrond omringd door zijn schapen. Rechts een bron en links een schaapskooi. Twee diakenen, niet in toga, maar in een geklede jas staan de predikant bij. Zij wijzen met een riek naar de bron en de schaapskooi, tekenen van lichamelijke zorg. Het zijn niet de opvolgers van Bijleveld, gezien het jaartal 1642.

In de rechter benedenhoek staat het familiewapen: een bijl in een groen veld met de letters C VB O: Clemens Otto van Bijleveld.

Gezangborden

Beeldsnijder Wilhelm van Dauw sneed deze in 1745. Op deze borden werden met losse cijfers de psalm aangegeven die gezongen moest worden. De oorspronkelijke nummers zijn vervangen door de bijbelteksten: welzalig zijn die in uw huis wonen en getrouw is hij die u roept.

De Preekstoel

Wanneer de preekstoel en het klankbord vervaardigd zijn is vrijwel zeker bekend. De makers zijn tot nu toe niet bekend.
De vleugels van het achterschot zijn waarschijnlijk gekleurd geweest. In de nerf van het hout zijn verfsporen gevonden. Vermoedelijk heeft de kuip van de preekstoel in het gebouw ‘’De Drie Tafelkaersen’’ gestaan. Dan is het jaartal 1630 hieraan te koppelen toen dit gebouw in gebruik genomen is. In 1680, na aankoop van de huidige St. Joostkapel, is de kuip overgebracht. Op het klankbord is in het harnasmedaillon het jaartal 1683 te lezen. Zeer waarschijnlijk het moment van vervaardiging. De initiaalborden op het klankbord zijn nog niet ontcijferd. Ook het wapenbord met de drie eikels is van een onbekende gever.

St. Joost

In 1550 is bepaald dat het gebouw ‘’ten eeuwigen dage’’ de St.Joostkapel moest blijven heten en dat is nu nog zo. Maar wie was St. Joost?


Voor het Zakkendragersgilde was hij de juiste patroon, het beroep vroeg om bescherming van schepen, lading en tegen ongelukken. De voorspraak van Jodocus werd met succes ingeroepen bij koorts en de pest, maar ook bij storm, onweer, brand. Verder voor bescherming van de oogst, voorraden, vee en schepen. Na zijn heiligverklaring is Sint Joost de patroon van de pelgrims, blinden, koortspatiënten, pestlijders en vooral van de mens in nood. Ook was hij de patroon van de bakkers en de schippers. Het gasthuis van het Gilde had zijn voorspraak nodig voor de zieken